Methode en cijfers

Tekst en beeld: Ad Kolen
Foto: De wilde eend, (vrouwtje met jong) de meest waargenomen vogel in het Noorderbos.

Een serie artikelen naar aanleiding van 15 jaar ’vogelen’ in het Noorderbos bij Tilburg-Noord. Veranderingen in het gebied en wijzigingen in landelijke vogelpopulaties zijn terug te zien in de verzamelde gegevens. Deze keer een toelichting over de wijze waarop de gegevens over de vogels verzameld werden en wat algemene cijfers.

Het tellen en inventariseren van vogels geeft veel genoegen. In het bijzonder het jaren achtereen volgen van vogels in eenzelfde omgeving. Het is boeiend te ervaren dat schommelingen in aantallen en soorten het gevolg zijn van omstandigheden ter plaatse. Externe invloeden spelen gewoonlijk ook een belangrijke rol. De gegevens zijn met veel inspanning verzameld; nuttig gebruik daarvan geeft extra voldoening. Dat ze door Sovon ingezet worden om te bepalen hoe de vogels zich ontwikkelen in Nederland is waardevol. De derde factor is ook van betekenis: het delen van deze informatie met andere belangstellenden en belanghebbenden door middel van publicaties.

Methode
Wat vogels betreft, worden (natuur-)gebieden gewoonlijk op waarde geschat aan de hand van de soorten en aantallen broedvogels. Wat in de rest van het jaar aan vogels aanwezig is, lang of kort, is niet altijd bekend. Soms ook niet welke vogelsoorten het betreft daar de verblijfsduur vaak onregelmatig is. Erg boeiend is dan ook het jaar rond een gebied bezoeken. Een voor mij werkende constructie is tweemaal per maand alle vogels tellen en in het broedseizoen inventariseren volgens de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project van Sovon. Deze manier geeft geen volledig, maar wel een redelijk goed beeld van wat er jaarlijks aan vogels in een gebied voorkomt. Het geeft tevens de ruimte dit in meerdere gebieden tegelijk toe te passen waardoor onderlinge vergelijkingen mogelijk zijn.

Vergelijkingen in jaren zijn mogelijk als steeds op dezelfde manier wordt waargenomen vanaf een vaste route. Bij vergelijkingen van verschillende gebieden onderling spelen meer factoren een rol. Is de bedoeling het vastleggen van de vogels in een begrensd gebied, dan tellen alleen vogels mee die een relatie hebben met het betreffende gebied. Dus wel jagende en zoekende vogels maar niet de overvliegers. De richtlijnen van het BMP zijn duidelijk omschreven en ook via een app uit te voeren. Om territoria vast te stellen wordt op broedgedrag van vogels gelet. Nestindicerend, geldige waarnemingen, datumgrenzen, fusieafstanden, territoriumindicerend en minimale eisen zijn gebruikte termen die daarbij van belang en doorslaggevend zijn.

Cijfers
Een flinke verzameling cijfers komt er op tafel na 15 jaar tellen: 15×24=360 tellingen. De telronden werden vooral in de ochtenduren uitgevoerd. De broedvogeltellingen bij zonsopgang en de overige tellingen ook ’s morgens vroeg.  Het totaal resulteerde in 85283 vogels met een gemiddelde van 5686 vogels per teljaar. Daarvoor staat een hoog aantal van 132 vogelsoorten. De aantallen van de verschillende waargenomen vogelsoorten lopen sterk uiteen. Van 17 vogelsoorten werd gedurende de telperiode maar 1 exemplaar waargenomen. Maar wel 44 vogelsoorten werden ieder teljaar aangetroffen. Schommelen tussen 72 en 86 geven een gemiddelde van 79,5 vogelsoorten per jaar.

Wat de broedvogels betreft werden er in totaal 3448 territoria vastgesteld van 69 vogelsoorten. Van 6 vogelsoorten werd maar eenmaal vastgesteld dat ze tot broedvogels behoorden. Van 20 vogelsoorten kon worden vastgesteld dat ze de hele periode een broedpoging deden in het Noorderbos.

Het hoogste totaal aantal territoria in de telperiode behaalden de Fitissen met 304 territoria. De wilde eenden waren met in totaal 18770 exemplaren de meest waargenomen vogels. Ze bedroegen daarmee 22% van het totaal aantal vogels.

Meer een volgende keer!

Reacties en vragen via de redactie of e-mail: adkolen@kpnmail.nl
Kijk eens voor meer vogelervaringen en andere natuurbelevenissen op mijn weblog vogelsenzohttp://vogelsenzo.blogspot.com