Een huis vol

Soms heb ik het met mijn dochter over kinderen. Het lijkt haar enig om er later zelf een paar op de wereld te zetten. Misschien zelfs wel drie of vier!

Ik begrijp haar verlangen naar een groot gezin. Zelf mag ik ook graag kijken naar ‘Een huis vol’, die serie over gezinnen met heul veul kinderen. Al die stralende kindersnoetjes! Toch moet ik er niet aan denken dat dat allemaal bij mij in huis zit!

Met één heb je een kind, zegt men, en met twee een gezin. Ik kan het beamen. Maar hoe doe je dat als je een heel huis vol hebt? Wie verschoont 30 luiers op één dag? Wie houdt 50 paar kinderschoenen uit elkaar in de meterkast? Hoe krijg je ze allemaal op tijd op school, bij de voetbal, de zwemles en de logopedie? En waar -in hemelsnaam- láát je zeven koters op een appartement in de stad?

Spaans benauwd krijg ik het bij de beelden van een dagje uit met de hele familie. Of erger nog: op vakantie! Zie jij je al gaan met twee busjes vol slaapdronken kinderen die elkaar naar het leven staan om het plekje voorin, of elke 300 meter moeten plassen? Zeuren om snoep? Hun lievelingsknuffel kwijt zijn? Om over de hoeveelheid bagage nog maar te zwijgen. Nee, mij niet gezien!

Ik vond onze eerste buitenlandse reis met een peuter en een kleuter al een hele onderneming! Twee campingbedjes, voldoende schone kleren, slaapzakken, zonnebrand, zonnehoedjes, (zwem)luiers, potjes, flesjes plus twee ouderwetse kindertuigjes en een lang stuk touw. En strakke afspraken over wie wie in de gaten houdt. Dan denk je alles vóór te zijn.

Toch was het de oudste gelukt in een onbewaakt ogenblik aan onze aandacht te ontsnappen. Een leeg tuigje achterlatend. PANIEK! Was hij richting het riviertje gegaan? Verdwaald in het bos achter de camping? Of de grote weg opgewandeld? Terwijl wij elkaar uitfoeterden voor onverantwoordelijke ouder, zwaaide de deur van de buurcamper open.

Zat meneer aan tafel met een bordje verse aardbeien, waarna hij ook nog even het inpandige toilet met doordraaiknop (van groen naar rood!) moest uittesten. Met een rode blos van opluchting vatte ik hem bij zijn armpje. ‘Waar was je nou? Mama heeft jou overal lopen zoeken.’

‘Ikke hier’, luidde het antwoord. ‘Mooie C!’ ‘Ah le petite, très jolie!’ kirde de buurvrouw. ‘Il aime les fraises, oui?’ ‘Oui oui’, zei ik vlug in mijn beste Frans. En trok intussen aan het armpje. Zeg maar ‘Au revoir’. ‘Ooievaar!’

‘Hoe ben jij nou los gekomen?’ vroeg ik, en wees naar het touw. ‘Zo!’ demonstreerde mijn driejarige, terwijl hij het riempje van zijn tuig weer keurig vastmaakte. Tja, ik wil dus maar zeggen: grote bewondering voor al die dappere ouders uit de tv-serie!

Maar wat ik niet snap: regelmatig is er weer eentje zwanger. Nóg meer kinderen… Ik was al blij toen ik er ‘s avonds twee op tijd in bed had, laat staan een heel elftal! Dan zou ik het lot niet tarten en rustig afwachten tot ze allemaal het huis uit waren. Helaas werkt dat zo niet in de praktijk. Voor je het weet hebben ze verkering en komt het hele spul bij jou logeren.

Daarna word je vaste oppas van je eigen kleinkinderen en met een beetje pech krijg je de hond erbij. Staan er overal campingbedjes en struikel je over afgekloven tennisballen en ondergekwijlde legoblokken. Een heel huis vol! Maar zo ver is het gelukkig nog lang niet….

‘Hé mam, wat vind jij nou echt een leuke meisjesnaam?’