Lekker strak

 

Hijgend en puffend staat ze in de keuken, bezig aan haar derde work-out van die dag. Vanaf het scherm van haar iPhone knallen de instructies de kamer in. ‘Zet je benen uit elkaar, zwaai die armen omhoog en SPRING!’ Het zweet druipt van haar voorhoofd. Ze draait zich een kwartslag om en checkt haar profiel in het deurtje van de magnetron.

 

U dacht dat dit over mij ging? Ben je mal! Ik sport nooit in de keuken. In de sportschool trouwens ook niet. Wel geprobeerd. Maar toen kwam ik elke keer total loss thuis. Happend naar adem en stinkend naar zweet. Nee, niks voor mij.

 

Als ik dan toch per se calorieën moet verbranden, ga ik liever een eindje lopen. Van wandelen word je niet moe en je blijft toch in beweging. En nog een voordeel: iedereen ziet je buiten langs komen. “Alweer aan de wandel? Goed bezig hoor!”

 

Ik ben ermee begonnen tijdens de eerste lockdown. Eerst uit verveling, later tegen de coronakilo’s. Want u dacht toch niet dat die vreetclubjes al die tijd hebben stilgelegen hè? 10.000 stappen per dag werd mijn streven. Dus ging ik overal te voet heen. Even naar de supermarkt, de brievenbus, een T-shirt ruilen; steeds reisde mijn stappenteller met me mee. Tienduizend haalde ik met gemak, dan moest twaalfduizend ook mogelijk zijn.

 

Ik mat de afstand tussen de lantaarnpalen langs het kanaal. Precies veertig stappen als ik een beetje doorliep. Daarna telde ik de lantaarnpalen. Twintig maal veertig is weer bijna duizend stappen erbij! Nu had ik de smaak te pakken. Ruim een uur lang liep ik elke avond mijn ronde door Tilburg-Noord. U kunt mij bijna niet gemist hebben. Zeven uur, loopschoenen aan en gaan! Mijn weekgemiddelde schoot omhoog. Bovendien was ik al die tijd dat ik ’s avonds liep te wandelen niet aan het vreten. Win-win dus. De complimenten bleven binnenstromen. “Wat zie jij er goed uit! Doe je aan de lijn?” “Nee ik wandel.”

 

Het enige nadeel is dat ik meestal alleen loop. Mijn man pakt liever de fiets en mijn dochter kan alleen tussen 3 en 4 op schrikkeldagen. Mijn zoon verschanst zich tegen zevenen met oortjes in op zolder. Mama zoekt het maar uit met haar nieuwe hobby.

 

De laatste tijd ben ik echter een stuk minder fanatiek. Corona is voorbij en de vreetclubjes zijn weer officieel geopend. Het ene inhaalfeestje na het andere dient zich aan. Dat red ik niet te voet! Ik heb nu een elektrische fiets en daarmee pendel ik van uitnodiging naar uitnodiging. Mijn broeken zitten weer ouderwets strak en ik draag een bikini met extra hoog broekje. “Heel mooi mam, maar jammer van je buikje”, vond mijn dochter. “Je mag wel weer eens wat meer gaan bewegen.” Tja…

 

Laatst kwam ik midden in de nacht (vond ik zelf) thuis van een feestje en hoorde een vreemd geluid. Boink, boink! Het kwam van boven. Op de kamer van mijn dochter brandde nog licht. Plof! “Wat doe je?” vraag ik. “Sporten”, zegt ze. “Ja, ik moet wel hè, als jij nooit meer wil lopen?”

 

Uit eerlijke schaamte ben ik dus maar weer begonnen. Sporten in de keuken doe ik nog steeds niet. Maar ik kijk wel regelmatig in het deurtje van de magnetron. Om mijn make-up te checken. Die is in elk geval wél lekker strak.