Door: Marco van der Sijpt
Foto: Miek Korsmit

Het was natuurlijk herfst maar wel een mooie en warme. Ik heb het over begin oktober. Het is mijn papa-dag, zo noem ik mijn vrije maandag nog steeds, als ik tussen de middag naar het park wandel achter de twee Sweelinck flats. Het is 17 graden en er schijnt een vriendelijk zonnetje. Het gras is nog groen en nat en her der komen paddenstoelen tevoorschijn. Bladeren knisperen onder mijn schoenen en een mooi oranjerood tapijt ligt voor mij uitgestrekt. De atmosfeer is uitgesproken vredig en rustig en ik accepteer, beleef de hele situatie en ook mijn leven zoals het is. Dat effect heeft deze sereniteit nu eenmaal op mij.

Ik zit al een tijdje op een bankje als een oude man komt aangeschuifeld. Ik schat hem tegen de tachtig en hij loopt gebogen over zijn rollator. Zijn kledingstijl is verzorgd en eigentijds. Een donkerblauwe spijkerbroek, een lichtblauwe pullover met een overhemd eronder. Hij ploft naast mij op de bank en duwt met zijn rechterwijsvinger zijn bril wat verder terug op de neus. Hij zegt niets en ook ik kijk ongestoord voor me uit naar de zwemmende eenden in de vijver.

Een van die eenden heeft zijn zwemmen afgebroken en komt snaterend naar ons toe gewaggeld. Het beest kwettert om aandacht en verwacht waarschijnlijk brood. Blijkbaar hebben we allebei niets bij ons want de man haalt zijn schouders op en verontschuldigt zich tegenover de eend. Ik moet er even om lachen en zeg iets over verwend zijn en niet goed opgevoed en al gauw zijn we in gesprek.

Hij begint eerst over zijn eigen opvoeding, hoe dat toen ging, net na de oorlog en hij zegt dat hij er wel moeite mee had dat de Duitsers na een aantal jaren gewoon ons land in mochten. Dat die gewoon naar ‘ons’ strand mochten en kuilen graven en zo en dat je dat toch niet zomaar zou moeten accepteren. En dan hebben we het over acceptatie en over loslaten. En over de vrede. En over ergens vrede mee hebben. Hij zegt dat hij voetballer is geweest bij Willem II en vertelt over toernooien, bekers van goud en champagne daaruit drinken. Over zijn blessures, het ouder worden, de achteruitgang, de gebreken en hij vindt het goed zo. Hij geniet van de dingen zoals ze zijn. Verzoent zich met het zonnetje van vandaag maar is ook dankbaar voor de stortbui want dat is in ieder geval goed voor de natuur en ik verbaas me. Ben verwonderd over de kracht van zijn acceptatievermogen, het verzoenen. Het is niet zich nonchalant neerleggen omdat de dingen nu zo eenmaal gaan. Het is geen lijdzaam toezien en apathisch aan de kant staan kijken. Het is een actief accepteren van het leven. Het omarmen van al wat je gegeven of niet gegeven is. Ook dat is een gegeven, een feit; of moet ik zeggen: een ge-geven; het is een gift, een kadootje van hierboven.

Meer dan een uur later kijk ik omzichtig op mijn horloge. Ik vond het gesprek fascinerend en het woelt een hoop in me los. Ik wens hem een goede dag en loop terug naar huis, ik ben een beetje stijf van dat harde bankje.

Onderweg naar huis voel ik mijn linkerhiel en ik vrees dat dat mijn hardloopblessure nog even van zich laat horen. En ik besef dat ook dat een ge-geven moet zijn; een gift met een bedoeling. Een tegenslagje om bij stil te staan en je te bezinnen. Om je even bezig te houden met andere zaken dan hardlopen en dan voel ik ook mijn acceptatie. Als die hiel nog vervelend moet doen dan is dat maar zo. Dan zal ik hem minder zwaar belasten en de ruimte geven die hij vraagt, mij bezig houden met andere zaken en ik besef dat ik zojuist geaccepteerd heb. Mijn ge-geven met twee handen heb aangenomen en met een glimlach op mijn gezicht kom ik thuis en schop mijn hardloopschoenen onder het bed.