Door: Marco van der Sijpt 

Treden van egaal beton. Hier en daar een plukje onkruid. De zon schijnt overvloedig dus alles is droog. Een ronddraaiende radar op het dak van een kuststation draait gestaag zijn rondjes. Mijn gedachten draaien in hetzelfde tempo rond maar ik ben helemaal hier. Hier. In dit moment. 

Meeuwen krijsen en maken kapriolen in de strakblauwe lucht boven mij. Ze zijn luidruchtig en brutaal maar niet overheersend. Alles is schoon en rustig op deze zaterdagmiddag. Een zilte zeelucht streelt nauwelijks waarneembaar mijn gezicht. De vage lucht van een keuken en frituurvet mengt zich vriendelijk met de zeelucht. Toerisme en zee gaan hier hand in hand. Zittend op de trappen van een restaurant in Terneuzen. Uitkijkend over de Westerschelde. 

Het lijkt alsof je hier op de kruising staat van twee stromen. De eerste letterlijk; de Westerschelde. Schepen komen en gaan zoals dat ook in je leven gaat. Mensen komen, dragen iets bij aan je leven, op wat voor manier dan ook, en gaan weer. Sereen en steeds voortkabbelend. Je doet er niets tegen. 

De andere stroom bevindt zich aan mijn linkerhand. Het is de stad. Nauwelijks veranderd in mijn ogen. Sereen en steeds voortkabbelend en toch staat ze stil. Haar aanblik veranderde door de jaren heen; ze kreeg hier en daar een rimpeltje maar probeert naar mij te glimlachen. Het is een vriendelijke zon die haar daarbij helpt.  

 Alweer een column ontstaat hier op de trappen en vanaf nu mag ik mezelf schrijver noemen. Op het moment dat ik dit schrijf wordt een boekje samengesteld met daarin mijn beste columns tot op heden. Het wordt uitgegeven bij www.isjb.nl  

Straks ligt in het in de winkel voor jou en het is van mij. Ik heb het geschreven en ik ben er maar wat trots op. Iets met ziel en zaligheid. Bloed, zweet en tranen? Bloed zal wel meevallen maar zweet en tranen zeker. Ik deel alles met jou. Lief en leed zoals ik dat jaren in mijn babbelaars deed. De wijkkrant in Tilburg Noord bleek de springplank naar wat nu ter wereld is gekomen als mijn boek. Ik weet nog goed dat ik met knikkende knieën de bovenkant van de ladder bereikte. Ik sloot mijn ogen. Nam een korte maar felle aanloop, boog diep door de knieën en dook in het diepe. Het water was soms koud maar ik wende er aan. Groeide erin. En nu voel ik me als een vis in het water. 

 Weet je wat zo gek is met die stromen waar ik het soms over heb? Weet je hoe dat gaat met “je pad lopen” en dat soort wollig taalgebruik? Het zijn clichés die allemaal waar zijn. Ik begon in 2007 en zag, al schrijvend vanaf de zijkant, mijn kinderen groot worden. Van bolletjes naar stuiterbollen. Van driewieler naar fiets met een krat voorop. Van een fontanel die nog niet dicht is naar een donzig snorretje dat hij weigert af te scheren. Ik was erbij en beschreef het voor je. Soms matig en flauw en soms kon ik je raken. Ik zag je soms slikken als er een prachtige zin bij me naar bovenkwam. Ik zag je snel knipperen met je ogenI. Ik wilde je raken en een spiegel voorhouden, vulde zo min mogelijk in. Dat kun jij zelf wel. Ik gaf je een kijkje in mijn leven waar die opgroeiende apen een centraal thema waren. De relatie en liefde voor mijn maatje daar weer middenin. Jij zag ze groeien want je was erbij door mij. En weet je wat ik nu wel eens zou willen weten? 

 Ben ik ook gegroeid?