Opvliegers

‘Ssst, doe normaal! sist mijn dochter als ik me aan de kassa iets te hard laat ontvallen dat de boodschappen me wel erg duur voorkomen. Bakje druiven, paar broodjes en een minitubetje zonnebrandcrème. Voor aan het zwembad vanmiddag. Want ik heb het toch warm! Tien euro?? ‘Zeg, wat kosten die druiven eigenlijk?’ tier ik nog even door. ‘Mám!’ Huh? ‘En het is trouwens die crème, kijk maar op je bonnetje.’

Steeds vaker bekruipt mij het gevoel dat ik mijn emoties niet meer de baas ben. Om het minste of geringste stuif ik op. En dat is vreemd. Want van huis uit ben ik een vrolijke fladderaar. En meestal gaat het ook wel goed. Maar een keer per maand is het raak. Zonder waarschuwing verander ik van het ene op het andere moment in een echte mopperkont. En dan is het oppassen geblazen!

Ik kan er niks aan doen. Het overvalt me. Als ik me in gedachten probeer te concentreren op een boodschappenlijstje dat ik vergeten ben en een peuter vóór me het op een krijsen zet. Of als ik noodgedwongen achter inhalend vrachtverkeer blijf hangen. Maar vooral thuis. Waar helemaal niemand zich in de vakantie iets aan huishoudelijke taken gelegen laat liggen.

Dus vier ik daar mijn frustraties bot op een paar onwillige tieners die door mij aan de afwas zijn gezet. ‘Schiet nou eens op! Ik werk me de hele dag rot en jullie voeren hier geen fluit uit. Het is voor mij ook vakantie hoor!’ Dat levert nog meer gemopper op. Even later hoor ik vanuit de keuken samenzweerderig overleg. ‘Nee joh, mama zit gewoon in de overgang.’

Zou dat het zijn? Die prikkelbaarheid jegens alles en iedereen? Pukkeltjes krijg ik van blèrende baby’s, loeiende autoalarmen en stadsbussen die vlak voor m’n neus ineens richting aangeven om weg te rijden. Laatst nog. Automatisch geef ik een stevige ram op de claxon. Ik zie door het zijraampje dat de chauffeur op leeftijd zijn wenkbrauwen fronst en iets onvriendelijks mompelt. Dat is de druppel: ‘Ouwe zevertiet!’ roep ik hem na.

Toch moet ik telkens weer reageren. Het schijnt dat er bosjes vrouwen zijn net als ik. Die het ook allemaal eventjes teveel wordt. Met een opgeblazen buik van de ontregelde hormonen zuchten ze zich door de dag. Vloekend en tierend in zichzelf. Je herkent ze aan een rood hoofd en het busje deo in hun tas waar ze de hele dag mee lopen te spuiten. Niet dat het helpt.

Verwoed dep ik het zweet uit m’n nek. Mijn dochter signaleert de derde natte washand op de rand van de wasbak, gaat op veilige afstand staan en oppert voorzichtig: ‘Ik denk dat je last hebt van opvliegers mam. Dat hoort bij je leeftijd.’ Bijna laat ik me verleiden tot weer een venijnige reactie. Maar dan kijk ik in de spiegel. En in een klap is het me duidelijk: Ik ben zelf een ouwe zevertiet geworden!