Op een of andere manier gaat dat automatisch. Dat doe ik zonder na te denken en ik ben ervan overtuigd dat het oerkrachten zijn. Gevoelens die bij mij normaal gezien diep van binnen zitten, die niet zomaar naar boven borrelen en die dat nu wel doen. De tranen lopen over mijn wangen.

Tijdens het scheren zet ik wel vaker muziek op. Ik leen een bluetooth-speaker van middelste bolletje en verbind mijn telefoon met het kleine witte boxje. Ik start YouTube en zonder na te denken zet ik Ronan Keating op. If tomorrow never comes. Alsjeblieft. Luister hem. Lees de tekst en je zult mij snappen.

En de tranen rollen over mijn wangen. En het doet zeer. Zomaar. In een keer. Het komt binnen als een bliksemflits en ik vind het niet erg om getroffen te worden door het noodweer. Zoek geen beschutting. Laat het lekker onweren. Laat die stem zoetgevooisd door me snijden en laat me voelen. Laat me beleven. Beseffen. Beseffen dat ik haar mis. En op een heel dubbelzinnige manier voelt dat goed. Dat voelt verdomd goed.

Gisteren pas is ze weggegaan. Twee overnachtingen. In Amsterdam. Met haar moeder. Ik zei nog; geniet ervan. Ga shoppen, kijk schoenen, handtassen en kleding. Loop de winkelstraat vier keer op en neer. Dat bedoel ik zeker niet spottend. Ik meen het echt. Ga vooral en geniet van het feit dat ook jij een autonoom wezen bent. Een mens die ook recht heeft op een bestaan als individu. Die niet vastgekluisterd zit aan drie bolletjes maar die er wel mee verbonden blijft. Geniet van je vrijheid en mis ons niet. Ik denk het. Ik zeg het. Ik lees het nu. Terwijl ik zit te typen en er valt een traan op mijn toetsenbord.

Middelste is er ook niet. Is op kamp met school. Oudste was er ook niet. Hockeytraining. Dus ik zat alleen met jongste bolletje. The one with the krulletjes. En de grote nieuwsgierige ogen. Met die razendsnelle, piekerende hersentjes. Met de onstilbare honger naar kennis.

 

We zijn toch maar met zijn tweeën. We gaan wandelen. Straks. Na het avondeten. En dat deden we dus. Niet te ver hoor. Ik schatte een kilometer of drie. Het bleken er bijna vijf te zijn maar dat heeft ons speciale moment niet bedorven. Het was heerlijk en bijzonder. Ik zal vertellen hoe het ging.

We vertrokken bij zeventien graden en het was al bewolkt. Donkere wolken trokken samen en ook de wind trok aan. Draaide naar zuid. Relatief warme lucht en het werd warmer. En toch gingen we. In een t-shirt. Maar met een paraplu bij. Dat wel.

En het ging regenen dus die paraplu hadden we niet voor niets. In de druisende regen (kleine druppels maar wel hele regengordijnen). Tegen elkaar. Zijn arm om me heen, rustend op mijn heup. En we bespraken het leven. Van vader tot zoon. En we hadden het over natuurkunde, tsunami’s, orkanen, valwinden, noordpool, filosofie en de wereld van Sofie. Die moet hij zeker nog lezen. Verplichte kost wat mij betreft. En toen waren we weer thuis. Des te gezelliger als je dan de lichten aan kunt doen en al uitkijkt naar die fleecedeken, die warme pyjamabroek, dat warme kopje thee. Eerst nog even scheren. Tenminste. Dat dacht ik.

En daar stond ik dus. Dubbelzinnig maar het voelde oh zo goed. Dat ik nog zoveel om haar geef. Dat impulsen van buitenaf dat vlammetje nog steeds kunnen aanwakkeren. Kleine dingen kunnen soms zo gewoon worden, onbeduidend, dat je ze bijna over het hoofd ziet. Maar het is er nog steeds. En daar ben ik blij om. Ik ga het haar zeggen. Als ik haar weer zie. Ik ga haar in mijn armen nemen. Als ik haar zie. Ik zal haar kussen. Ik ga haar in haar ogen kijken en ik ga het haar zeggen. Elke dag opnieuw. If tomorrow never comes.