Door: Marco van der Sijpt
Beweging
De tijd van stilstaan is voorbij. Het weer beweegt weer en daar houd ik van. Ik heb het over de seizoenen. Overgangsmaanden. De serene stilte van de winter. Rijp op het gras. Twee graden onder nul. Strak blauwe lucht. Windstil. En dan komt die overgang. Soms heel onverwacht. Op het weerbericht niets van gehoord. Windkracht zeven. Motregen. Soms overdag onder het vriespunt. Soms elf graden boven nul. Je weet het nooit zeker. Het voorjaar wil wel maar het lukt nog niet.
Beweging
Ze komt via de tuin naar de schuifpui gelopen. Bontkraag. Handschoenen. Rode toet. Dat het warm is. Dat ze dat niet verwacht had. Kleine verrassing van het voorjaar. Klein steekje zon en je hoeft geen handschoenen meer, geen bontkraag. Haar rugzak ploft op de grond bij de kapstok. Boterhamtrommel op het aanrecht, dopper ernaast. Witte gympen stampen naar boven. Het aantal pubers daar neemt toe van drie naar vier. De snelheid van de WiFi gaat evenredig omlaag.
Beweging
Ze komt via de voordeur binnen. Drie zware tassen en meestal gaan die ongebruikt de volgende dag weer mee terug naar school. Naar haar kleuters. In deze tijd van het jaar? Bezoekjes aan de kinderboerderij. Lammetjes kijken. Een moeilijk vouwwerkje waarbij ze een tulp moeten vouwen, de punt van de tong geconcentreerd tegen de onderlip. Het raam in haar klas staat op op de kantel-kiepstand. Het geluid van een merel is tot binnen te horen. Eentje roept enthousiast dat hij een kip hoort.
Stilte en we gaan bewegen
Ik ben zelf binnengekomen via de noordkant. In heb een vestje aan ook al zit ik binnen. Niets voor mij hè? Ik weet het. Ik weet het. Het is zo groot hier. Als daar de kou eenmaal in zit dan krijg je hem er niet zomaar uit. Applausje voor de klimaatbeheerders. Ik snap nog steeds niet hoe ze het doen.
Ik zit in de LocHal. Een inspiratieplek. Een concentratieplek. Een plaats van afzondering. Hier geen stofzuigers die op me wachten. Ik hoef hier de wc’s niet te doen. Hier geen leeg huis dat tegen me fluistert; mijn liefste heeft haar rooster gewisseld en werkt sinds kort de tweede helft van de week. De maandag is weer van mij. Van mij alleen. Hier geen boodschappen doen voor een dag of drie vier. Een doordeweekse ochtend. Wat wil je nog meer. Lepeltjes die krassen tegen de binnenkant van het kopje van het Stadscafé. Een uitleen-computer die met een piepje bevestigt dat je het boek mag lenen. Alsof hij wil zeggen; het is goed zo. Ga lekker naar huis of kruip hier op een bankstel. Als je je schoenen uitdoet dan mag je je voeten onder mijn billen stoppen. Lekker warm. Het mag allemaal. Het is voor jou. Je mag ook dat fleecedekentje gebruiken als je het nog kil vindt. Doe alsof je thuis bent.
Ik zit aan mijn eigen tafel. Dat klinkt heel gek maar het is wel zo. In de lochal staan leestafels. Sommigen daarvan zijn voorzien van teksten. Op een van die tafels staat een tekst van mij. Zoek hem maar eens op als u er bent. Ik kijk stilzwijgend rond. Naar de grootste gordijnen ter wereld. Iets van vijftien meter hoog heb ik gehoord. Dat wil zeggen dat die kleine regendruppels daar buiten na hun val nog steeds niet geland zijn. Ze hebben nog vijftien meter te glijden. Over de glazen pui kruipen ze in grillige patronen naar beneden en kijken me aan. Fris en fruitig. Onschuldig. Helder als glas. De zon breekt het licht in hun lijfjes in alle kleuren van de regenboog. Ik klap de laptop dicht en voel me gelukkig. Ik stap naar buiten en wandel de zon tegemoet. Loopt u met me mee? Ik ga de lente zoeken.
Recente reacties