Door: Marco van der Sijpt
Het weer is onstuimig en dat heeft invloed op me. Ik word er onrustig van, weerbarstig en een beetje chagrijnig. Het is grijs en somber in deze periode van overgang. De bewegende seizoenen noem ik ze weleens en ook ons gezin zit in een overgang. We hebben net een periode achter de rug van minder leuke dingen die ik gauw wil vergeten. Ik ga ze hier dus ook niet noemen. Ik wil die onrust achter me laten en me in rust gaan richten op de toekomst. Kijken of ik nog iets zal schrijven. Kijken of de onrust mij met rust laat en dat ik eindelijk eens iets moois aan het papier kan toevertrouwen.
Het is een grijze, donkere dag, eind februari als ik dan toch een poging doe en ik kijk even naar de weersverwachting op mijn mobiel. Hmm. Dat ziet er nog niet zo best uit.Geen mobiel stabiel weer maar grilligheid. De ene dag 2 graden boven nul en een week later 14 graden en een zonnetje. Niet dat ik daar niet vrolijk van word, van dat zonnetje, maar het is nog niet mooi genoeg hè. Nog niet luxe genoeg naar mijn zin. Als het dan mooi weer is dan moet het ook meteen omslaan ook, voor meneertje. Dan moet de zonnestoel buiten kunnen en zoek je de schaduw van de boom. Dan moet het kussen op de tuinbank kunnen en liefste gaat ook liggen op diezelfde bank. Haar hoofd op een kussen, op de rechter armleuning. Een zonnebril op en verscholen in de schaduw van onze boom kijkt ze filmpjes op haar telefoon. Soms een beetje last van het felle licht. Ik, met mijn hoofd liggend op de andere armleuning van de bank, lig naar de blauwe lucht te kijken. Ik zie een citroenvlinder dwarrelen en boven in de lucht buitelen zwaluwen over elkaar heen. Ik moet er van niesen. Ik kom met moeite overeind (zij ligt met haar benen tussen de mijne gevlochten) en ik reik naar mijn net ingeschonken biertje. De condensdruppels parelen langs de buitenkant van het glas naar beneden en laten ronde cirkels achter op ons boomstammetje dat als tuintafeltje dient. Dat ze het te warm vindt worden. Of ik een glas spa rood voor haar wil halen. Of koud kraanwater. Dat mag ook. Oh. En neem die Japanse nootjes van Kaatje Jans meteen mee. Die liggen toch nog in de kast. Ik neem een slok van mijn bier, laat mijn teenslippers staan en voer slenterend haar verzoek uit en als ik terug kom in de tuin zie ik dat het kussen weg is. De boom is kaal. Geen zwaluwen maar een grijs gesloten wolkendek en ik kijk geschrokken naar mijn lange broek onder mij, mijn sweater en mijn vest dat op de bank binnen ligt. Naast de temperatuur op de thermostaat licht een symbooltje van een vlammetje op en de moed zakt me naar mijn schoenen.
Gatverdamme. Was ik daar even mooi ingetrapt. Liet ik me meeslepen door mooie dromen. Liet mijn fantasie de vrije loop, maar ik heb het er wel warm van. Figuurlijk dan. En ik kijk nog eens naar de kale boom en spreek dat hebberige jongetje even streng toe. Dat het zijn verjaardag nog niet is en dat hij blij moet zijn met het speelgoed dat hij nu al heeft. En ik kijk rond. Zie het speelgoed. Zie de mensen om me heen en voel inderdaad dat ik niet zo hebberig moest zijn. Eind februari. Voor je het weet is het lente.
Recente reacties