Tekst en beeld: Ad Kolen

Een vuurgoudhaantje herkennen aan de witte wenkbrauwstreep is een geweldige ervaring. Die belevenis staat echter wel op zichzelf. De kennis van wat vogels maken tot wat ze zijn geeft meer inzicht in de vogelwereld. We staan even stil bij wat basiskennis. ’Een vogel is een gewerveld dier, met twee vleugels, twee poten, een snavel, een met veren bedekt lichaam, plant zich voort door eieren en is warmbloedig.’

Vogels behoren tot een klasse van de gewervelde dieren. Er zijn, of waren circa 10.000 vogelsoorten. Naast vogels die goed kunnen vliegen, zijn er ook die dat niet meer kunnen, zoals struisvogels en de kiwi.

In 1861 vond men tussen kalksteen in Beieren een fossiel van wat de wetenschap beschouwt als de oudst bekende vogel; Archeopteryx. De sluitende schakel tussen reptielen en de hedendaagse vogels. Het skelet van de Archeopteryx vertoont grotendeels de eigenschappen van een reptiel. Het ligt voor de hand dat de reptieleigenschappen de theorie opwekken dat de vogels van de reptielen afstammen. Hoe deze verandering van reptiel in vogel echter precies verliep is niet duidelijk.

Typische kenmerken van vogels zijn; vliegen, trek, zang, eieren en veren. Het hele vogellichaam is aangepast aan het vliegen. Weinig gewicht is vereist, alle skeletbeenderen zijn hol. Vogeltrek is ontstaan in de ijstijden waarin vogels geschikte gebieden weer tijdelijk konden bezetten. De vogelzang komt vanuit het zangorgaan de syrinx, de plek waar de luchtpijp zich splits in twee dunnere buizen die ieder naar een long gaan.

 

Een blauwe reiger in broedkleed met oranje snavel en prachtige sierveren over heel het lichaam

Het ei is vanzelfsprekend, we staan er niet bij stil dat het een zelfregulerend systeem van embryo-ontwikkeling is. De kalkschaal geeft bescherming. Het eiwit, is vooral een stootkussen. Het beschermt de bevruchte eicel tegen beschadigingen. Door middel van twee hagelsnoeren blijft het op zijn plaats. De dooier is de brandstoftank voor de embryogroei. Veren zijn unieke constructies en onlosmakelijk verbonden met vogels en al eens eerder beschreven in dit blad.

Een vogel herken je aan formaat, snavel, poten, verenkleed, vliegbeeld, lopen, zang, gezelschap en de vorm. Het bepalen van de grote van een vogel is belangrijk bij het determineren. De afmetingen van bekende vogelsoorten kunnen een maatstaf zijn; duif, merel of mus. Aan de snavel, de grote, de lengte, de breedte en de vorm is te zien wat de vogel er mee kan. Wat voor soort voedsel hij er mee kan bemachtigen. Het is ook een deel van zijn uiterlijk waar aan hij te herkennen is. De poten zijn ook per soort verschillend en herkenbaar. Met zijn scherpe nagels omklemt de visarend zijn prooi. Met zijn lange dunne poten loopt een steltloper als de kluut over de modder zonder weg te zakken.

Zelfs aan de manier van vliegen kun je vogels herkennen. Mezen hebben een golvende vlucht. Wat ook typerend is voor meerdere spechtensoorten, maar niet allemaal. De groene specht vliegt licht golvend en de zwarte specht vliegt in een rechte lijn. Een buizerd vliegt met onderbrekingen. Na meerdere vleugelslagen worden steeds zweefperiodes ingelast. Roeken lopen meestal over het grasland, zwarte kraaien echter ’hippen’ vaak.

De uitspraak; Vogels zingen zoals ze gebekt zijn is op waarheid gebaseerd. Ieder vogel zingt zijn eigen liedje. Roepen van verschillende vogelsoorten vertonen vaak wel gelijkenissen als ze uit eenzelfde familie komen. Vogels zijn sociale dieren, zoals ganzen. Soms leven ze solitair, zoals het roodborstje meestal. Bij slecht zicht, mist of tegenlicht is aan het silhouet van een vogel vaak te zien om welke vogelsoort het gaat.

Vogelen is prachtig, kijk vooral naar details. Succes!

Reacties en vragen via de redactie of e-mail: adkolen@kpnmail.nl

Kijk eens voor meer vogelervaringen en andere natuurbelevenissen op mijn weblog vogelsenzohttp://vogelsenzo.blogspot.com