Door: Marco van der Sijpt
Foto: Miek Korsmit 

Het schrijnt en het schuurt en het kraakt in zijn voegen.
Het druppelt en spettert en doet mij geen genoegen.
Het sluipt en bespiedt en het ligt op de loer.
Het is kwaadaardig en ook giftig en dat interesseert het geen moer. 

Omdat anders de context niet duidelijk is ga ik het woord toch noemen. In mijn geval twee woorden die ik daarna het liefst vermijd. Het C-woord (Corona) en het K-woord (keuken). Ik krijg er nog jeuk van terwijl ik zit te typen en dan is het ergste al achter de rug. 

 Maart 2020
Ze zeggen dat je herinneringen altijd idealiseert. Dat alleen de mooie indrukken goed blijven hangen en dat je die zelf dan nóg mooier maakt door er een sausje van romantiek, zonlicht en een veld narcissen overheen te gieten. Mooier kan bijna niet. 

Vergeet die volkswijsheid. Zo werkt het niet. Althans niet bij mij. Inmiddels werk ik drie weken vanaf thuis vanwege C. Vier dagen per week om 7.00 uur achter de laptop en de mobiele telefoon ernaast. Veel langdurige telefoongesprekken die veel vermoeiender zijn dan gewoon fysieke gesprekken. Je mist de non-verbale communicatie en moet heel geconcentreerd luisteren om er zoveel mogelijk uit te halen. Thuiswerken komt aan de andere kant ook wel weer goed uit vanwege de K. Maanden geleden gekocht en heel toevallig gaan wij  die precies in de C-periode verbouwen. Dat kan geen toeval zijn. Daar komen dingen samen. Daar kunnen alleen maar mooie dingen uitkomen. Nou, niet dus. 

De C-periode is er een geworden waarbij landelijk een toename werd gezien van huiselijk geweld. Triest maar waar en ik kan het me voorstellen. Hele gezinnen die compleet uit hun ritme zijn en noodgedwongen op elkaars lip zitten. Die thuisonderwijs moeten geven. Weken achter elkaar. En dan had Nederland niet eens een lockdown. Bij ons gezin was er bijna sprake van een breakdown. Door af en toe spoedoverleg in te lassen en open te communiceren hielden we het schip drijvend. Een barstje hier en daar waardoor af en toe water naar binnen sijpelde. Maar we bleven drijven. De kapiteins kregen soms naar hun hoofd dat ze “niet zo moesten huilen” en de matrozen werden geclassificeerd als een “stelletje lamzakken” (al werd dat nooit uitgesproken, alleen gedacht). Het was schipperen om de lieve vrede te bewaren. 

Het schip drijft nog steeds maar ik hoor de bemanning niet fluiten. Ze staan op rond negen uur, volgen afstandsonderwijs en schrobben het dek. Als ik het vraag. Niet spontaan. Ze rennen rondjes om in conditie te blijven en liggen het liefst de hele dag in de kajuit te schommelen in hun hangmat. De beste stuurlui staan nu eens niet aan wal want iedereen zit in hetzelfde schuitje. De beste stuurlui zijn degenen die gewoon hun best doen en die koers zetten richting de horizon. En kijk; de lucht klaart op. Ik zie al licht aan de einder maar kan nog niet inschatten hoe snel we daar zullen zijn, hoe positief onze rugwind zal zijn. Ik kijk naar boven en zie de zeilen bol staan. Achter me hoor ik een fluitende bemanning.